14 maart 2025 | in de media
Dat is ook precies wat ik probeerde toen ik vrij uitgebreid werd geïnterviewd door de twee journalisten. Mijn bijdrage aan het artikel is beperk tot enkele zinnen; ergens aan het einde van het lange artikel wordt ik geciteerd. Niets ten nadele van de auteurs zeg ik er voor de zekerheid maar direct bij! Het is heel goed dat ze dit onderwerp onder de loep nemen. Maar zoals ik al zei, plaats ik wel graag wat kanttekeningen.
Dus, hier gaan we:
Kinderen ervaren plezier in het voetballen bij een BVO (Betaald Voetbal Organisatie). Bij voetbal leren ze in een team samen te werken en positief te communiceren. Er wordt bij voetbal vaak gelachen en er zijn veel mogelijkheden voor speelse werkvormen. Juist dat spelen en plezier zorgt dat de vaardigheden makkelijker worden aangeleerd en waarmee de intrinsieke motivatie van de speler groeit.
Mentale worsteling van pubers
Kinderen tussen de 10 en de 18 jaar (de puberteit) ontwikkelen zich fysiek, sociaal-emotioneel en cognitief vaak in hun eigen tempo. Hierdoor verschillen de kinderen in hoe zij leren en hoe zij communiceren. Zoals bekend zijn puber hersenen nog niet volgroeid, waardoor ze soms emotioneel en impulsief gedrag vertonen.
Spelers hebben allemaal een ontzettende hekel aan verliezen en aan het maken van fouten. De hoge verwachtingen die zijzelf of hun omgeving (ouders en trainers) hebben, kunnen zorgen voor onzekerheid en angst: ben ik wel goed genoeg? Dat zorgt ervoor dat de vrijheid van spelen verdwijnt, wat de trainers weer terugzien in het spelniveau.
Waar is de winst te halen?
Investeer in de driehoek trainers – ouders – sporters
De staf om de voetballer heen is enorm belangrijk voor de sfeer in de groep en een positief sportklimaat. Waarbij kinderen in hun eigen tempo kunnen groeien en ontwikkelen. Hiervoor zijn drie dingen nodig:
- De trainers brengen veel tijd met de kinderen door. Daarom is het noodzakelijk dat zij goede pedagogische en mentale bagage hebben.
- De ouders spelen een belangrijke rol in het beschermen, positief steunen en loslaten. Hou daar rekening mee, sterker nog: gebruik dit!
- Zelfvertrouwen en plezier zijn de belangrijkste voorspellers dat de jonge spelers graag blijven voetballen en hun prestaties verbeteren. Daar moet tijd en energie in gestoken worden.
Iedereen voelt de urgentie; hoe het in de praktijk moet worden gebracht is de volgende stap.
Hier een citaat uit het artikel van Matthijs van Dam en Esther Scholten (de afbeelding is gemaakt door Olaf Kraak). Zij gingen overigens niet over 1 nacht ijs maar deden maar liefst vijf maanden onderzoek naar de cultuur in de jeugdopleidingen van het betaald voetbal.
Op driekwart van het artikel -nadat ze hebben duidelijk gemaakt dat er ook in de talentvolle jeugdelftallen een zeer felle concurrentiestrijd gaande is- een schrijven ze:
“Wat die rivaliteit versterkt, is dat voor voetballers lang niet altijd inzichtelijk is op basis waarvan opleidingen besluiten wie mag blijven en wie niet.”
“In een sport als schaatsen beslist de stopwatch”, illustreert Daniëlle van der Klein-Driesen, een sportpsycholoog en orthopedagoog die veel met voetbaltalenten werkt. “Maar hoe maak je spelinzicht meetbaar, of balgevoel?”
Het moge duidelijke zijn: in de felle concurrentiestrijd om de beste te worden vallen dit soort nuances vaak weg.
Zover dit artikel. Lees het artikel van Trouw hier: ‘De harde wereld van het jeugdvoetbal: een paar toppers en veel beschadigde zielen’
Sport in Perspectief®
Flow ontwikkelde hiervoor de methode Sport in Perspectief® waarbij sportorganisaties geholpen worden zo’n verantwoorde pedagogische en mentale aanpak te realiseren door trainers, spelers en ouders op en rond het veld te trainen. Flow heeft hier in 2019 én 2021 de Nationale Sportinnovator Prijs voor gewonnen.
Flow heeft onderzocht en ervaren hoe plezier en presteren hand in hand blijven gaan. Lees hier meer over Sport in Perspectief ®.
2 maart 2025 | sportpsychologie
Een mooi artikel van Sander Maassen van den Brink van de NOS over de druk van het gevecht om de eerste plek. Mij werd gevraagd hoe ik tegen de titelstrijd aankijk en dan vooral het mentale aspect.
Wat met name voor PSV geldt: winnen versterkt het teamgevoel, maar je moet als ploeg ook weten hoe te handelen als het minder gaat.
Hieronder het begin van het artikel. Goed dat de NOS hier aandacht voor heeft!
Daniëlle
De titelstrijd in de eredivisie tussen Ajax en PSV is voer voor sportpsychologen. Want waar Ajax nu wordt geroemd om de strijd die elke week geleverd wordt, hebben spelers van PSV soms het idee dat de vechtlust ontbreekt in de eredivisie.
PSV-aanvaller Noa Lang was vrij duidelijk na het Champions League-duel tussen PSV en Juventus. “We doen maar wat in de eredivisie. Als we dezelfde intensiteit op de mat leggen als in de Champions League, worden we makkelijk kampioen. Maar dat doen we niet, dus we staan terecht tweede.”
Middenvelder Guus Til zei na de bekeruitschakeling van PSV dat Go Ahead ‘liever de finale wilde halen dan wij’.
Het contrast met de woorden van Ajax-trainer Francesco Farioli is groot. “We willen allemaal het beste eruit halen, de spelers steken er enorm veel in.” En tegenover Het Parool zei hij: “Ik moet de spelers bedanken voor het verleggen van hun mentale en fysieke grenzen.”
‘PSV snel van slag’
Een verklaring voor het verschil kan zijn dat landskampioen PSV uit een jaar komt waarin alles lukte in de eredivisie. De verwachtingen zijn dan ook dat PSV kampioen wordt, maar het gewenste resultaat is er nu niet.
“De spelers zijn op het veld meer bezig met het probleem dan met goed presteren”, vertelt sportpsychologe Daniëlle van der Klein-Driesen van Flow Mentale Training.
“Alles is bij PSV natuurlijk enorm resultaatgericht. De club wil alleen maar kampioen worden. De rest telt als verlies. Dat is in principe goed, maar als je dan een keer verliest, raak je eerder van slag als dat niet lukt, want daaraan zijn de spelers niet gewend.”
De twijfel en onrust kan effect hebben op de spelers. “Ze gaan met een soort rem spelen. Je ziet vertraging in de actie, spelers kiezen voor veilige ballen en voor passes die niet op de goede plek komen. Dat gaat nog meer in je hoofd zitten. Er wordt niet meer gekeken naar hoe de bal op de juiste plek komt”, aldus Van der Klein-Driesen, die als sportpsycholoog topsporters en de jeugdselectie van onder andere Feyenoord traint.
Lees het volledige artikel op de site van de NOS: Vertwijfeling bij PSV, vertrouwen bij Ajax: titelstrijd is voer voor sportpsychologen
29 augustus 2021 | sportpsychologie
Beste ouders, we hebben jullie gemist. Het was stil zo zonder wedstrijden en niemand langs de kant. Soms wel lekker rustig, maar jullie kinderen en wij als team zijn blij dat jullie er weer bij mogen zijn.
Kleedkamertraining
Vrijdag kregen de ouders van de bovenbouw 15 t/m 21 toelichting over fysiek en mentaal en wat er allemaal in de opleiding gaat gebeuren dit seizoen. In een carrouselvorm, met een mentale kleedkamertraining.
Zij hebben in een korte sessie ervaren hoe de toepassing van mentale thema’s gaat. Vanuit een resultaat gerichte opdracht met tijdsdruk moesten zij presteren. Net als op het voetbalveld zorgt dat voor verschillen in prestatiegedrag. Waarbij sommige ouders rustig beginnen, andere spieken, eentje saboteren en anderen zeer gedreven aan de slag gaan. Een aantal ouders met meer kabaal, dan anderen. Gedreven om het goed te doen. Succesvol en soms wat minder.
Observeren in plaats van commanderen
Voor de trainers is het belangrijk om de verschillen in (prestatie)gedrag bij hun spelers te herkennen en daar op maat op in te springen. Het hele team, maar ook het individu. Dat vraagt een andere manier van kijken. Niet alleen naar de opstelling en voetbaltechnische- of tactische gedragingen, maar ook naar (prestatie)gedrag. Dat geeft de coach belangrijke informatie hoe zij hun spelers in hun kracht zetten en wat dat verstoord.
Sterker worden
Wanneer de ouders weten hoe het werkt en ze krijgen een ‘korte taakgerichte instructie’ zie je bij de ouders verbetering in de uitvoering. Het wordt rustig in de kleedkamer. Zij zijn gericht op hun taak en worden er daardoor beter in.
Daar moeten spelers ook achter komen. Zeker in de bovenbouw, kun je niet langer anderen (de scheidsrechter, medespelers, de coach of de tegenstander) de schuld geven van wat je laat zien op het veld.
Het draait erom: ‘waar steek je energie in, waardoor je het beste uit jezelf en je team haalt’.
Ouders kunnen hun kinderen helpen door los te laten. De spelers vrij de kans te geven fouten te maken, naar oplossingen te zoeken en te verbeteren. Soms succesvol en soms niet.

4 november 2020 | sportpsychologie
De inhoud richt zich op de coach en de spelers. Zij gaan hun eigen (prestatie)gedrag en dat van anderen beter begrijpen en daardoor effectiever reageren. Het gaat niet om het stickertje gasser of remmer, maar vooral om het herkennen van de acties die iemand doet tijdens trainingen en wedstrijden en het bijsturen. Hoe handelen spelers als ze onder druk staan? Blijft er dan balans tussen GAS en REM.

Mentale voetbaltraining
Verandering ontstaat pas, wanneer de spelers de kans krijgen de mentale vaardigheden te trainen op het veld. Daarom staat er iedere maand een ander thema centraal: GAS en REM, Doelen stellen, Optimale spanning, Focus, Vechtlust, Zelfvertrouwen, Cirkels van invloed, Gedachten sturen, Emotionele stabiliteit en Aandachtsstijlen. Zowel voor de individuele speler: Wat doe ik? En het team: Hoe doen we het samen?
Iedere maand staat een ander thema centraal, die verwerkt in de voetbaltraining. Door onder andere de vragen die de trainer stelt wordt een mentaal aspect aan de training toegevoegd, waarbij de trainer zich richt op de individuele speler of het team als geheel.
Vooraf: Wat is je/ons doel? Waar richt je jouw aandacht op? Waar kijk je naar? Hoe coach jij jezelf? Hoe coach je de ander? Wat doe je voor de wedstrijd om scherp te zijn? Wat is je/ons plan?
Achteraf: Is het gelukt? Hoe heb je/jullie het ervaren? Waar was je met jouw aandacht? Waar keek je naar? Wat zei je tegen jezelf/de ander? Ging je/jullie er beter door spelen?
Voorbeeld doelen stellen
Het mooie van jonge spelers is dat ze leven bij de dag. Vandaag heb ik het naar mijn zin of niet. Daarom moeten wij ook zorgen dat het vandaag leuk is. Wanneer kinderen bij een BVO voetballen wil je ze ook leren af en toe naar de langere termijn te kijken. De spelers zeggen eerlijk, dat nu er geen wedstrijden zijn het soms best lastig is hard te blijven trainen.
Ik vroeg de spelers van <13: Wie wil er profspeler worden? Alle handen omhoog. Mooie buitenlandse clubs werden genoemd. Ik zei: “Wat gaan jullie vandaag doen om de kans te vergroten dat dit gebeurt?” Het team besloot te gaan trainen als een prof. We maakten een rondje wat ze dan gingen doen, om zich als een professional te tonen. “Ik ga geen geintjes meer maken,” zei een speler. “Ik ga honderd procent geven, dus ik ga voor alle ballen,” zei een ander, “Ik ga luisteren naar de instructie van de trainer.”
“Ik ben benieuwd,” zei ik. De trainers kregen de opdracht te observeren.
Het grappige was, dat de hele warming up in bijna stilte werd gedaan, terwijl het normaal best een luidruchtig groepje is. Na de warming up bespraken we welke (prestatie)gedrag we gezien hadden. Gingen ze bijvoorbeeld door de rust die ze toonden beter presteren?
“Ik kon mij beter concentreren zij een speler.” Een doel stellen helpt inderdaad je aandacht te richten. Daar hoeft het niet doodstil voor te zijn en af en toe een geintje maakt trainen leuker, maar als je met aandacht je bewegingen uitvoert, dan word je beter. We deden weer een rondje doelen stellen, waar ga jij je de rest van de training op richten? Aan het einde van de training vroegen we na of het gelukt was en wat dit met hun voetballen deed.
Het werkt bij ieder team anders
“De trainers van Excelsior zijn leergierig en bereid te investeren in mentale training.”
De trainers komen zelf met prachtige werkvormen waarin we de mentale thema’s aan bod laten komen
- Bewust: De trainer en ik leggen het mentale thema uit. Let op …
- Onbewust: We laten ze het mentale doel ervaren zonder dat ze dit in de gaten hebben.
Voorbeeld:
We speelden een partijtje gassers tegen de remmers. Dat is lachen, want je hebt dan een team die voortdurend een hoop kabaal laat horen en een team waar er volledige stilte is (niemand die roept). Tussendoor hebben we de voor- en nadelen van veel roepen en rust besproken. De spelers kunnen van elkaar leren.
We draaiden de rollen. De gassers moesten in drie punten een plan bedenken en dat uitvoeren. Zij kwamen eerst met vijf verschillende plannen, waar ze 1 plan van moesten maken (wat gaan we doen?). De remmers moesten elkaar positief hardop coachen. We hoorden spelers die we anders nooit horen.
De spelers leren hiermee dat iedereen anders is. Dat dit ook goed is en juist een team sterk maakt. Wanneer je iets extra’s doet dan maakt dat je een completere speler.

Op deze foto zie je dat de <14 voetballers moeten zorgen dat ze de bal van de hand van de ander tikken en moeten zorgen dat dit met hun eigen bal niet gebeurt. Je ziet dat direct wie voor veilig gaat (Rem) en vol in de aanval (Gas).
4 juli 2020 | sportpsychologie
Iedere sportouders herkent dit vast:
“We zoeken nog een coördinator voor het materiaalhok.” Op het moment dat de vraag bij de atletiekvereniging gesteld wordt, weet ik dat ik vooral geen oogcontact moet maken. “Is dat niks voor jou,” stoot ik zachtjes mijn buurman aan. Hij kijkt wel op en sindsdien is hij opperhoofd materiaal. Zijn eerste klus: het materiaalhok uitmesten.
“Wat een rust,” zeggen we nu de ouders vanwege corona de sportclub niet mogen betreden. “Kunnen we ze bij de trainingen weren,” was een vraag die een turnclub mij vlak voor de lockdown stelde. De oplossing van het sportouderprobleem voor deze turnclub is door Covid 19 in één keer opgelost.
“Deze trainers en kinderen missen ouders langs de lijn niet” kopt de NOS na twee weken ouderloze training.
De afgelopen vijftien jaar heb ik gedrag van sportouders bij trainingen en wedstrijd zowel in de top-, als breedtesport geobserveerd. Sportouders mogen wat mij betreft meer gewaardeerd worden. Sportouders willen het heel graag goed doen voor hun kinderen. Zij wringen zich in alle bochten om te zorgen dat hun kinderen hun sport kunnen beoefenen. Doen ze het altijd goed, zeker niet. De intentie is goed, vanuit liefde voor hun kind. Dat is waar het om draait.
Ze werken zich uit de naad, zodat hun kind een trainingsstage in het buitenland kan doen, kunnen heel beperkt op vakantie omdat hun kind in een talentencentrum traint, zitten na een drukke werkweek uren in de plastic kuipstoeltjes te wachten tot de wedstrijd begint. Dit is de generatie: als het erin zit, dan moet het eruit komen, daarom doen sportouders heel veel voor hun kinderen.
Lekker bezig pedagoog
Sportouder ben je als je kinderen hebt die sporten. We zijn met velen dus. Er wordt van alles van sportouders verwacht, maar niemand die vertelt hoe we het moeten doen. Zo werd ik bij één van de eerste crossen die mijn zoontje liep uitgefoeterd door een meneer met een geel hesje, omdat ik op de verkeerde plek aanmoedigde. Terwijl ik al vijfendertig jaar in de atletiek rondloop.
Bij korfbal stond ik als enige bij de wedstrijdplek, terwijl de rest van het team op de thuisbasis wachtte omdat ze altijd samen rijden. Doordat mijn man en ik best veel werken is ons leven gehaast. Hierdoor komen we vaak net op tijd bij trainingen en wedstrijden, waardoor er altijd wel iemand op z’n horloge wijst en de corrigerende vinger naar ons opsteekt.
Sportopvoeden is geen gemakkelijke taak. Je kinderen belanden in de puberteit en gaan steeds meer in de weerstand. Jij probeert alle ballen van school, sport en werk omhoog te houden.
“We hebben als ouders nooit rust. Alle trainingen bijwonen en altijd vroeg eten is pittig, want we hebben meerdere kinderen en ons werk. Er is met Pasen en met Pinksteren een toernooi. Als gezin kunnen we in de zomer maar één week op vakantie, want ik heb in de bouwvak vrij en in augustus starten de trainingen weer.”
– voetbalmoeder
Geef een reële boodschap aan ouders
Hoewel er prachtige initiatieven zijn voor sportouders en sportplezier, werken ze onvoldoende. Dat komt omdat we ons allemaal niet aangesproken voelen.
- Zo is ‘wees altijd positief’ een irreële vraag, die mij als moeder regelmatig een schuldgevoel geeft. Soms ben je gewoon chagrijnig, ben je druk of zijn je puberende kinderen strontvervelend;
- ‘’Verboden te schreeuwen’ is een boodschap die ouders nu wel weten. Bovendien schreeuwen de meeste ouders niet. Daardoor voelen ouders zich niet aangesproken om hun supportersgedrag te veranderen. Terwijl we misschien wel onbewust druk zetten met kleine opmerkingen, gesprekjes of een blik.
Als sportouders weten we allemaal iemand aan te wijzen ‘die echt heel erg is’. Zo lang we zo negatief over sportouders blijven praten voelt niemand zich persoonlijk aangesproken. Terwijl het wel over ons allemaal gaat.
Ik vroeg mijn kind hoe ik het deed bij wedstrijden: “Ik vind jullie bloedirritant,” zei mijn zoon. Lekker dan, hoezo? “Je filmt en daardoor raak ik afgeleid.” Oké dat is duidelijke informatie voor gedragsverandering. “Wat vind je dan wel fijn,” vroeg ik. “Als je bij de finish staat,” zei hij.
”Toen ik mijn dochter ging aanmelden bij de plaatselijke hockeyclub, werd mij verteld dat ik als ouder vrijwilligerswerk moest gaan doen. Dit vrijwilligerswerk bestond uit het team coachen en wedstrijden fluiten. Ik heb zelf altijd gevoetbald, dus ik heb totaal geen verstand van hockey. Wel heb ik een tegelzettersbedrijf. Ik stelde voor om in plaats van het team te coachen wat algemeen klein onderhoud te doen op het complex. Maar dat mocht niet.”
– hockeyvader
Wanneer we jeugdsport positiever willen krijgen, dan moeten we zorgen dat ouders zich aangesproken voelen. Waardeer je sportouders, spreek ze op niveau aan, investeer in verbinding en laat die pedagogische corrigerende vinger weg.
In het nieuwe sportseizoen komt het boek: ‘Als je maar wint’. Sportouders in Perspectief uit. Hierin krijg je een mooie inkijk in het leven van een sportouder. Het boek staat vol verhalen van sporters, topsporters, ouders en coaches. Je gaat je achter je oren krabbelen: ‘goh, hoe doe ik dat eigenlijk?’
Als we langs de lijn gedrag willen veranderen moeten we dat met z’n allen doen.
Lees hier het boek ‘Als je maar wint’