Presteren onder druk in de kleedkamer bij S.B.V. Excelsior

Presteren onder druk in de kleedkamer bij S.B.V. Excelsior

Beste ouders, we hebben jullie gemist. Het was stil zo zonder wedstrijden en niemand langs de kant. Soms wel lekker rustig, maar jullie kinderen en wij als team zijn blij dat jullie er weer bij mogen zijn.

Kleedkamertraining

Vrijdag kregen de ouders van de bovenbouw 15 t/m 21 toelichting over fysiek en mentaal en wat er allemaal in de opleiding gaat gebeuren dit seizoen. In een carrouselvorm, met een mentale kleedkamertraining.

Zij hebben in een korte sessie ervaren hoe de toepassing van mentale thema’s gaat. Vanuit een resultaat gerichte opdracht met tijdsdruk moesten zij presteren. Net als op het voetbalveld zorgt dat voor verschillen in prestatiegedrag. Waarbij sommige ouders rustig beginnen, andere spieken, eentje saboteren en anderen zeer gedreven aan de slag gaan. Een aantal ouders met meer kabaal, dan anderen. Gedreven om het goed te doen. Succesvol en soms wat minder.

Observeren in plaats van commanderen

Voor de trainers is het belangrijk om de verschillen in (prestatie)gedrag bij hun spelers te herkennen en daar op maat op in te springen. Het hele team, maar ook het individu. Dat vraagt een andere manier van kijken. Niet alleen naar de opstelling en voetbaltechnische- of tactische gedragingen, maar ook naar (prestatie)gedrag. Dat geeft de coach belangrijke informatie hoe zij hun spelers in hun kracht zetten en wat dat verstoord.

Sterker worden

Wanneer de ouders weten hoe het werkt en ze krijgen een ‘korte taakgerichte instructie’ zie je bij de ouders verbetering in de uitvoering. Het wordt rustig in de kleedkamer. Zij zijn gericht op hun taak en worden er daardoor beter in.

Daar moeten spelers ook achter komen. Zeker in de bovenbouw, kun je niet langer anderen (de scheidsrechter, medespelers, de coach of de tegenstander) de schuld geven van wat je laat zien op het veld.

Het draait erom: ‘waar steek je energie in, waardoor je het beste uit jezelf en je team haalt’.  

Ouders kunnen hun kinderen helpen door los te laten. De spelers vrij de kans te geven fouten te maken, naar oplossingen te zoeken en te verbeteren. Soms succesvol en soms niet.

Tien sportpsychologen en KNVB komen met mentale training voor voetballers

Tien sportpsychologen en KNVB komen met mentale training voor voetballers

Op verjaardagen wordt er altijd over jouw voetbaltalent gesproken. Jij bent die jongen of meisje die speelt bij een BVO (Betaald Voetbal Organisatie). Je vader en moeder grijnzen trots: “Van ons hoeft hij het niet hoor, hij wil het zelf zo graag.” Nu zit je thuis en maak je hun af en toe gek met jouw activiteiten:

Pas op met die bal voor de glazen tafel, ga anders maar naar het park hoor ik je moeder zeggen. Je zusje scheldt, omdat ze op het toilet zonder wc-papier zit, want jij probeert de pleerol-challenge hooghouden te verbeteren. Je school vindt dat jij je om half negen digitaal moet melden, terwijl jij denkt: ‘Ik kan toch uitslapen …’

Inkoppen: De Online Voetbal Brein Training

De situatie is een ‘drieletterwoord die met een k’ begint. Daar kunnen wij als sportpsychologen weinig aan veranderen. We kunnen je wel helpen de tijd thuis voor je sport zo zinvol en aangenaam mogelijk te maken.

Ik heb een rondje NL gemaakt van Excelsior naar ADO Den Haag, SC Heerenveen via FC Twente naar VVV Venlo. We hebben uiteindelijk met tien sportpsychologen tien mentale trainingen gemaakt die we je nu als digitale trainingsmap gratis aan willen bieden. Van jou vragen we je belevingen met ons te delen.

Je kunt iedere week een nieuw trainingsonderdeel van ‘Inkoppen’ doen. Het mooiste is als je elke dag een kwartier mentaal traint.

Waarom?

Alleen maar thuis zitten zijn sporters niet gewend. De druk in het gezin gaat omhoog, doordat iedereen de hele dag op elkaars lip zit. Dat geeft unieke mooie momenten in de dingen die je samen doet. Zo zit je ineens met z’n allen te ‘Mens erger je nieten’ en laat je samen de hond uit. Het geeft ook stress doordat er nog steeds van alles moet vanuit werk, school en sport en je elkaar ook in de weg gaat zitten.

De online training ‘Inkoppen’ is dus ook niet bedoeld als extra belasting wat er bovenop moet. Het doel is dat de spelers mentale vaardigheden leren, die hen helpen om te gaan met situaties die niet leuk zijn.

Actie

“Je bent meer dan alleen een voetballer’. Het is een zin die ik vaak uitspreek naar spelers op het veld. Als je alleen voetballer bent, wat blijft er nu dan thuis van je over? Misschien zit je te kijken op sociale media naar alle prachtige filmpjes van anderen en wat doe jij …?”

Alle voetbalclubs proberen hun spelers op hun eigen manier te activeren. Alleen voert ‘eigen verantwoording’ en ‘relatie met ouders’ nu de boventoon. Er zijn spelers die altijd zelfstandig hard werken en nu ook wel manieren vinden dat te doen. Een grotere groep moet meer achter hun gat aangezeten worden, alleen dat werkt bij mentale training eerder averechts. Pak daarom een relaxed moment wanneer je het introduceert. Laat de speler zelf een oefening uitzoeken om te starten. Hieronder lees je hoe.

Tips voor trainers

  • Je kunt ‘Inkoppen’ in z’n geheel aanbieden aan de spelers, maar geef ze er deelstappen bij: Week 1 doe GAS en REM;
  • Vraag hun beleving na, bijvoorbeeld ‘Wie is er een Gasser of Remmer’ / ‘Hoe is de verdeling in ons team?’ en ‘Hoe zie je dat terug op het veld?’ of ‘Heb je een doel voor deze week?’ en (aan einde van de week) hielp dat? Heb je de visualisatie-oefening gedaan? Hoe vond je dat dit ging (cijfer 0-10)?
  • Accepteer dat niet iedereen flitsende filmpjes zal sturen, maar moedig ze wel aan belevingen met elkaar te delen, zodat ze elkaar stimuleren.

Tips voor de ouders

  • Geef de kinderen ruimte zich te vervelen en boos te zijn of somber te voelen, wat dat is logisch gezien de situatie;
  • Maak afspraken die passen bij je kind over leren, gamen, trainen;
  • Benoem de vergelijking met sport. Wanneer is sport bijvoorbeeld echt niet leuk: ‘Als je uit de selectie geknikkerd wordt’, ’12-0 verliezen bij Ajax’, ‘5 min speeltijd krijgen…’ –> De sterkste sporters zetten door en steken energie in dat wat zij zelf in de hand hebben bijvoorbeeld: ‘hard werken’, ’techniek verbeteren’. Vraag je kind: ‘Wat kan jij nu doen als sterke sporter. Waar steek jij je energie in?’
De online training geeft voetballers de mogelijkheid uit te zoeken wie ze zijn en leert ze een aantal vaardigheden daar het beste uit te halen.
Korfbal is een tactisch slim spel. Zo leer je communiceren en snel reageren

Korfbal is een tactisch slim spel. Zo leer je communiceren en snel reageren

De spelers van de hoogste teams van ADO zitten er bijna allemaal met een dubbele pet. Zo zijn ze speler en trainer. Ze hebben humor en zijn gedreven te leren. Vanavond gaat het over presteren onder druk en dan met name:

  • Taakgericht handelen;
  • Communicatie en samenwerking.

Gassers en remmers

Kort gezegd: Hoe blijf je samen scherp op het juiste moment.

Met een aantal oefeningen komen we er achter dat dit niet altijd makkelijk is.

Een trainer zegt: “Ik roep 1 heel duidelijke taakgerichte instructie, dus één woord.” Waarop een speler zegt: “Ik hoor het ene woord en doe toch wat anders.”

Nu is de ene speler impulsiever (gasser), dan de ander (remmer) die weer wat langer nadenkt. Beiden kan verstorend werken, zodra er TE voor staat. Te impulsief of te lang twijfelen. Korfbal is een snelle en tactische sport waarbij dit heel hard afgestraft wordt.

Samenwerken
Je hebt als speler de ander heel hard nodig, jouw acties te laten slagen. Het is nodig dat je elkaar goed begrijpt en je teamgenoten kan vertrouwen zodat je weet dat je de bal aangespeeld krijgt als dat nodig is.

Toepassing mentale vaardigheden

Maak met elkaar afspraken vanuit korte taakgerichte keywords. “Kutbal” roepen, daar wordt eigenlijk niemand beter van. De ander beseft dat al, dus het is zinloze extra informatie. Als het wel een keer geroepen wordt, hecht er niet te veel waarde aan. Steek je energie vooral in:

Kijken (zodat je ziet wat er nodig is)

Luisteren (zodat je de instructie van de ander kan gebruiken)

Handelen (snelheid van bewegen en acties durven maken). Geef aan elkaar aan, wat je nodig hebt om het optimale eruit te halen.

ADO: Alles Door Oefening. Dat geldt ook voor mentaal.

Hoe versla je de Man met de Hamer bij de Rotterdam Marathon?

Hoe versla je de Man met de Hamer bij de Rotterdam Marathon?

Wie komend weekend onderweg is op de NN Marathon Rotterdam heeft grote kans hem tegen te komen: de Man met de Hamer. Hij is berucht, sowieso onaardig en bijna altijd genadeloos. Bij de ene hardloper (m/v) meldt hij zich al na een kilometer of 27, bij een ander na 35 kilometer.

Tenminste, als hij komt. Alles doet zeer, je hebt honger en dorst. Stoppen, dat is wat je lijf eigenlijk wil bij de confrontatie met de Man met de Hamer. Was getekend: Daniëlle van der Klein-Driesen, sportpsycholoog te Rotterdam, schrijver van het boek Gas en Rem in de sport én ervaringsdeskundige.

“Als de pijn er niet zou zijn, is een marathon toch niet meer speciaal?”

Pijn

Van der Klein-Driesen liep elf marathons, waarvan drie keer in haar eigen stad. De sportpsycholoog – lid van Loopgroep 010 Oost – heeft een praktijk in Rotterdam Prinsenland en begeleidt topsporters, talenten, coaches en sportouders. Atleten, maar bijvoorbeeld ook tennissers en voetballers.

Haar stelling: op de marathon is pijn vaak onvermijdelijk. Het is de kunst om op een goede manier met de pijn om te gaan. “Wees eerlijk: als die pijn er niet zou zijn, is een marathon toch helemaal niet speciaal om te lopen? Accepteer die pijn, schrik er niet van, probeer je gedachten te verleggen, knok en ga door. Je kunt op je techniek letten of je ritme. Hierdoor ga je als vanzelf beter lopen.”

Daniëlle van der Klein.
Daniëlle van der Klein-Driesen

En in de categorie ‘denk jezelf sterk’: wilskracht kun je uit de gekste dingen halen. “Even met iets anders in je hoofd bezig zijn, zoals de tafel van zes opzeggen of een liedje neuriën werkt ook. Iedereen heeft zijn of haar manier. Anderen zoeken juist interactie met publiek, en willen zoveel mogelijk high fives. Omdat jij met die pijn kunt omgaan, haal jij juist die finish en krijg je een dikke medaille om je nek. En je buurman niet, om maar iemand te noemen.”

Het lopen van een marathon – inclusief de voorbereiding – is voor velen een stressvolle exercitie. Gedoe ook, vooraf al, ook qua logistiek. Maar de echte marathonstress begint in het startvak. Kijk maar eens goed om je heen: overal strakke koppies, mannen en vrouwen die nerveus heen en weer bewegen en springen of ineens veel te snel gaan praten.

Een goede manier om zelf rustig te worden? Doe ademhalingsoefeningen, zegt Van der Klein-Driesen. “Ademhalingsoefeningen zijn altijd en voor iedereen zinvol. Door rustig te ademen neem je meer zuurstof op. Je zet de rem als het ware even aan, het zorgt voor rust in het lichaam, je bent even in het hier en nu. Daarna neem je nog even in korte stappen je plan door: zo ga jij het doen.’’

“Waan je een toploper en ga rechtop lopen: denk dat al die mensen speciaal voor jou zijn gekomen”

Kippenvel

Wie opziet tegen de spanning, doet er volgens de sportpsycholoog goed aan om zich hier thuis op voor te bereiden. Inleven dus. “Op YouTube zijn genoeg filmpjes te vinden van het drukke startvak op de Coolsingel of voor de Erasmusbrug. Handig voor mensen die voor het eerst een marathon gaan lopen. Bekijk zo’n filmpje en probeer je in te leven, schat in wat het met je doet wanneer jíj daar staat. Check van tevoren waar je je trainingsjasje kunt ophangen en waar de toiletten zijn. In Rotterdam zijn voldoende toiletten.’’

Als Lee Towers You’ll never walk alone inzet, geeft dat energie, kippenvel. Probeer ervan te genieten, adviseert Van der Klein-Driesen. Die eerste 10, 15 kilometer zijn dan ook meestal voorbij voordat je het weet. Grootste gevaar is dat je je gek laat maken omdat het zo lekker gaat. Niet doen dus, blijf bij je plan.

Wandelen is killing

De marathon begint natuurlijk pas echt wanneer je ongeveer op de helft bent, dus na een kilometer of 21. Van der Klein-Driesen: “Drink op tijd, eet op tijd. Ook dat is een kwestie van voorbereiding hè? Bedenk van tevoren wanneer je een gelletje neemt, maar ook hoe je een bekertje pakt en hoe je drinkt. Ga je stoppen of blijf je lopen? Ik adviseer iedereen te blijven lopen. De verleiding te gaan wandelen is groot als je moe bent. Blijf hardlopen, kies desnoods voor dribbelen. Wandelen is killing voor je eindtijd, weet ik uit ervaring.’’

Wel adviseert de sportpsycholoog om een plan B te hebben. Wat als het harder waait dan voorspeld? Wat als het kouder – of juist warmer – is dan vooraf gedacht? Wat als je simpelweg geen goede dag hebt, qua vorm? Je einddoel bijstellen, raadt Van der Klein-Driesen aan. “Ik snap het heus als je niet wilt bijstellen. Zelf had ik eens keihard getraind om binnen de 3.30 uur te finishen, het werd 3.31. Ik baalde. Maar als ik eerlijk ben, is 3.31 toch ook een prachtige tijd?”

Feest

Terug naar de Man met de Hamer. Stel, je zit er na 35 kilometer finaal doorheen. Wat dan? Visualiseer, probeer je een volle Coolsingel voor de geest te halen. “En weet dat je bij 35 kilometer bijna in Crooswijk bent, waar het altijd één groot feest is. Heb je het echt moeilijk, waan je dan een toploper. Ga rechtop lopen en denk dat al die mensen speciaal voor jou gekomen zijn. Echt, het helpt, dat weet ik uit eigen ervaring.’’

Nog een tip voor wie na 37 kilometer niet meer kan: haal kracht uit eenvoudige sommen. Bedenk dat je nog maar 5 kilometer hoeft te rennen. Maar 5 kilometer! “Dat is een rondje om de Kralingse Plas, niet meer. Peanuts dus, in verhouding met al die kilometers die je al gemaakt hebt’’, lacht Van der Klein-Driesen. Natuurlijk zijn er mensen die zeggen: oké, ik stap uit. Volgend jaar is er weer een marathon. Nieuwe ronde, nieuwe kansen. De sportpsycholoog denkt daar zelf anders over: de pijn die je voelt op de marathon is tijdelijk, de pijn van uitstappen duurt veel langer. “Ik pas liever mijn tempo aan dan dat ik uitstap.’’

De laatste 2 kilometer gaan als vanzelf. Je wordt hoe dan ook gedragen door het publiek, weet de Rotterdamse sportpsycholoog. En de Man met de Hamer is op dat moment ongetwijfeld een andere loper aan het lastigvallen…

Meer over de marathon

 

De spanning stijgt in Rotterdam

 

Stop met piekeren, begin met lekker lopen

 

Scherp tot het laatste fluitsignaal. Hoe kunnen voetballers hun concentatie trainen?

Scherp tot het laatste fluitsignaal. Hoe kunnen voetballers hun concentatie trainen?

Wanneer Usain Bold of Daphne Schippers de sprint gaan doen of Epke Zonderland zijn rekstok-oefening, is het logisch dat zij zich vooraf gereed maken voor de optimale staat van paraatheid.

Waarneming, timing, ritme alles moet kloppen en dat vraagt het uiterste van hun concentratie. Daarom zullen zij behalve fysiek, ook mentaal hun brein in gereedheid brengen. Klaar om te presteren!!! 

“Ik vraag mij af welke profvoetballer of ploeg net zoals Usain, Daphne of Epke de wedstrijd ingaat? Een voetbalwedstrijd duurt veel langer. Ze gaan gewoon het veld op.” 

Wat doet het met het prestatieniveau van je team als je direct scherp bent vanaf de eerste seconde? Wat doet dat met je tegenstander?

Of wanneer juist in de laatste paar minuten waarbij soms onnodige tegendoelpunten vallen. Kans is groot dat de verdediging dan met hun hoofd ergens anders is. Uiteraard, een hele wedstrijd geconcentreerd spelen valt niet mee. Er liggen veel afleidingen op de loer. Daarom is het zinvol als je weet waar je als als voetballer je aandacht op moet vestigen voor en tijdens de wedstrijd.

Kunnen jullie je wapenen tegen concentratieverstoringen en scherp zijn tot het fluitsignaal? 

Concentratie

‘Concentreer je’, wordt vaak geroepen. Als ik doorvraag bij de spelers wat zij dan precies moeten doen blijft het antwoord vaag. ‘Focussen,’ zeggen ze dan. Maar wat is focussen, vraag ik dan. ‘Nou dat je je concentreert..…’

Het draait erom waarop jouw spelers hun aandacht richten op informatie die ertoe doet. Voor optimale concentratie zijn de spelers alleen gericht op datgene waar zij zelf controle over hebben. De spelers zijn wel of niet geconcentreerd. Iets er tussenin bestaat niet. Je aandacht erbij houden gaat niet vanzelf. Aandacht heeft veel te maken met de verwerking van de informatie die je tot je krijgt en hoe complex de informatie is. Hoe meer informatie, des te lastiger is dit om het te verwerken. 

Een voetballer moet meerdere informatiestromen tegelijk verwerken, wanneer hij bijvoorbeeld de bal onder controle houdt en tegelijk kijkt waar zijn medespeler staat. Veel acties gaan als vanzelf. Wanneer je een speler ernaar zou vragen, zegt hij: “Ik deed het gewoon.” Het is de automatische aandacht bij de grote verscheidenheid van taken die voetbal van je vraagt. Dit gaat over motorische taken, rennen, bal aannemen en passen, maar ook over cognitieve taken zoals: keuzes maken, tactiek, spelpatronen navolgen. 

Voetbal draait om handelingssnelheid. Hoe sneller een speler kan handelen en de ballen kan verwerken, hoe hoger de balcirculatie, des te hoger het niveau. Bij onzekerheid en twijfel bijvoorbeeld wanneer er vroeg in de wedstrijd een doelpunt door de tegenpartij gemaakt wordt, wordt soms ineens nagedacht over handelingen die normaal als vanzelf gaan. Dat extra denkmoment zorgt voor vertraging in handelingssnelheid.

Taakgericht

Een goed ontwikkelde speler kan constant juiste afwegingen maken hoe hij de bal aanneemt en gaat spelen.

Een mooi voorbeeld is het filmpje van Ronaldo – shooting in the dark. Hierbij zie je dat Ronaldo de bal ziet, maar ook op basis van het beweeggedrag van de ander snel de juiste keuzes maakt. 


Een voetballer moet zich richten op informatie die ertoe doet, vanuit zijn specifieke taak in het veld. Voor een keeper, is dit wat anders dan een middenvelder of spits. 

Dat lijkt logisch, maar leer jij je spelers hoe zij vanuit hun functie in het team hun aandacht richten?

Bijvoorbeeld:

De keeper.
Zodra de bal over de middenlijn komt vraagt dit alertheid. De keeper moet zo vroeg mogelijk de bal onderscheppen. Wanneer hij alert reageert, kan hij met zijn positiespel en opstelling doelpunten voorkomen.

Echter de keeper moet ook de verdediging coachen en organiseren. Die dubbele taak is ingewikkeld en kan afleidend werken, want ook de verdediging maakt fouten of doet soms wat anders dan de coaching vraagt. Ook als er weinig spannends gebeurt kan het voor de keeper lastig zijn alert te blijven. 

De middenvelder
Eist ballen op en wil duels winnen. De aanname moet kloppen, maar hij moet ook al weten waar de bal naar toe moet. Dit lukt het beste wanneer de middenvelder taakgericht handelt en dus alleen bezig is met ‘de bal en het spel’.

Bij de jonge spelers zie ik dat spelers afgeleid kunnen worden door ‘ruw’ spel van de tegenstander (irritatie, angst), wat het opeisen van de bal beïnvloedt. Ook kan het zijn, dat zijn aandacht naar een verkeerde beslissing van de scheidsrechter gaat of naar een eigen gemaakte fout.

Deze informatie komt dan extra bij de toch al complexe taak (balaanname en passen). 

Wanneer je de spelers leert alleen met hun taak bezig te zijn, dan zal dit de uitvoering ten goede komen.

Zet je zelf AAN:

  • Besluit dat jij je gaat concentreren (dat gaat niet vanzelf);
  • Focus je op 1 gedachte tegelijk vanuit je taak (benoem dat als coach);
  • Je bent geconcentreerd, als je precies doet, wat je denkt (hier en nu);
  • Je aandacht is op factoren die jezelf kan beïnvloeden.

Aandachtsstijlen van Nideffer

Je aandacht kan naar binnen (intern) en naar buiten (extern) gericht zijn, groot (brede aandacht) en klein (details). Door je instructie die je geeft vanuit kijken, voelen of denken kun je ze deze stijlen laten ervaren.

  • Extern: Spelers richten snel hun aandacht naar buiten, waneer het om de bewegingsuitvoering gaat. Ze zijn dan bijvoorbeeld bezig met het gevolg van hun actie (resultaat lukt het). Om je heen kijken is voor een voetballer zinvol, want daardoor zie je waar de ruimtes zijn en waar je medespelers staan. Het kan ook afleidend werken, wanneer je zelf een fout maakt of ziet dat een teamgenoot of de scheidsrechter een misser maakt.
  • Intern: Het gaat hierbij om: gedachten en gevoelens. Wanneer je spelers bezig zijn met de spelstrategie of het gevoel van de beweging. Ook dit kan afleiden, wanneer je spelers blijven hangen in gemaakte fout(en), twijfelen (ben ik wel goed genoeg), angst (straks gaat het weer mis) of bezig zijn met dat het normaal beter gaat.
  • Groot: De voetballer overziet hierbij het totaalplaatje en richt zich op het groter geheel.
  • Klein:De voetballer richt zijn aandacht op details.

De combinatie geeft vier aandachtstijlen, die ik je met voorbeelden wil laten zien: 

  • Groot buiten: het gehele voetbalveld overzien;
  • Klein buiten: kijken naar je tegenstander;
  • Groot binnen: plan maken (speelstrategie);
  • Klein binnen: je let op positie van je voet.

Als het goed is gebruikt de speler de aandachtstijl die past bij de spelsituatie van dat moment. Dus soms is het zinvol meerdere spelers in de gaten te houden (groot buiten), terwijl op een ander moment zijn focus alleen op de rechterbovenhoek van het doel moet zijn, bijvoorbeeld bij een penalty (klein buiten). In de rust overdenkt de speler bijvoorbeeld zijn doelen en plan (groot binnen) of herstelt hij door ademhaling (klein binnen).

Als de speler het goed doet, schakelt hij passend bij de spelsituatie vanzelf naar de meest geschikte aandachtsstijl.

Tegenovergestelde stijl

Iedereen heeft zijn eigen voorkeursstijl. Die van mij is Groot Buiten. Ik zie en hoor dus veel. Met voetbal is dat handig, want ik heb ogen in mijn rug. Ik kan echter ook afgeleid worden, bijvoorbeeld door wat het publiek aan de kant roept. Als ik mij wil concentreren, moet ik voor de wedstrijd kort en bewust de tegenovergestelde stijl inzetten.

Oftewel Klein Binnen, waarbij ik kort stap voor stap in gedachten de wedstrijdstrategie doorneem (hoe ga ik het doen).

Met je spelers kun je dit mooi oefenen. Laat de drukkere spelers (je weet zelf wie dat zijn, want die maken het meest lawaai en reageren direct op wat je zegt) met een naar Buiten gerichte stijl even naar Binnen keren door ze  te laten denken of te voelen. 

  • Kort de taak die ze willen gaan uitvoeren te benoemen;
  • Letten op het gevoel van de balaanname. 
  • Paar keer diep in en ademen.

De rustige spelers die meer naar Binnen gekeerd zijn, geef je een Buiten opdracht waarbij ze zich moeten kijken. Bijvoorbeeld naar spelers, de bal, de ruimtes. Je kunt hierbij ook actieve opdrachten doen waarbij je gekleurde pionnetjes de lucht insteekt en zij de bal aan moeten nemen, doorkaatsen en de kleur benoemen. 

“De tegenovergestelde stijl kost meer moeite en vraagt daardoor concentratie. Je leert de spelers een vaardigheid die ze van nature nog niet zo snel toepassen, maar die ze wel wat extra oplevert.”

Werkgeheugen

Het werkgeheugen is tijdelijke opslag en verwerking van informatie die nodig is voor de uitvoering van complexe taken. Het werkgeheugen is belangrijk bij taken die concentratie vereist als er ingewikkelde of meerdere taken tegelijk op het veld uitgevoerd moeten worden. Het helpt je bij plannen van acties en het nemen van beslissingen. 

Concentratieproblemen
Spelers met ADHD/ADD of kenmerken ervan hebben vaak een minder goed functionerend werkgeheugen. Dit kan ze belemmeren op school met bijvoorbeeld aandacht houden, plannen en organiseren. Op het voetbalveld zie je vaak dat het beter gaat. De spelers doen dan iets waarin zij een hoge interesse hebben en zij mogen erbij bewegen.

Dit helpt aandacht te richten, waarbij het soms lijkt of de problematiek alleen op school speelt. Toch kunnen spelers ook hier het lastig vinden de taken precies uit te voeren die de coaches van hen vragen. Zij krijgen op hun kop, doordat ze wat anders doen of niet opletten.

Verschil in concentratie en het drukke en soms onbesuisde gedrag kan ontstaan door:

  • Leeftijd. Bij jongere spelers zie je dat zij een minder lange concentratieboog hebben;
  • Persoonlijkheid. De verdeling ‘gassers en remmers’ in een team;
  • Cognitieve vermogens. In de teams zitten spelers van praktijkonderwijs tot en met gymnasium;
  • Kenmerken van ADHD of ADD. Deze spelers ervaren problemen met filteren of verwerken van de informatie. 
Als coach hebben jullie een complexe taak, wanneer je de aandacht van je hele groep wilt.Je moet dan eigenlijk met alle bovenstaande factoren rekening houden.

Geef korte en taakgerichte instructie, met visueel voorbeeld. Je ziet dat spelers die het lastig vinden de instructie direct te vertalen naar handelen, kijken naar teamgenoten en zo toch weten wat ze moeten doen;

Veel spelers kunnen maximaal één instructie tegelijk aan. Wanneer je merkt dat ze onrustig worden en moeite hebben met luisteren, dan kan je er vanuit gaan dat je instructie te lang, te saai of te ingewikkeld was;

Houd zelf energie en rust in je verhaal. Je eigen persoonlijkheid (gasser of remmer, ben je druk of juist rustig) zie je terug in je communicatie en acties richting de spelers. Houd daar rekening mee.

Oefen ‘aandacht richten’ in je training

Voor een hoge handelingssnelheid moeten je spelers behalve techniek en coördinatie, dus ‘aandacht’ hebben. De intentie (doelen, bedoeling) van de voetballers waarmee zij de wedstrijd ingaan bepalen in belangrijke mate waar hun aandacht naar uitgaat:

1. Leer daarom je spelers hoe zij vanaf de eerste minuut zichzelf AAN zetten, door vooraf:

  • Felle sprint te doen, of een paar sprongetjes;
  • Aandachtszin/woord vanuit de intentie (Ik ga de bal opeisen, bewegen, acties maken);
  • Ademhaling, paar keer diep in en rustig uitademen zorgt voor ontspanning waardoor het makkelijker is om je aandacht te richten.

2. Oefen met het sturen van aandacht. Leg uit wat afleiding met het prestatieniveau doet. Vertel wanneer ze zich kwaad maken over de scheidsrechter, dat ze slechter gaan spelen, omdat dit afleid van de informatie die er toe doet om goed spel te leveren. Wanneer je ze taakgerichte opdrachten meegeeft trainen ze dit ongemerkt.

3. Verwerk in je training oefeningen waarbij je de aandachtsstijlen laat ervaren. Bijvoorbeeld: geef ze een simpele pass- en trapoefening en dwing de spelers steeds bij het trappen een andere aandachtsstijl te gebruiken met kijk, voel, denk-opdrachten.

4. Bespreek en pas toe met je team:

  • Vijf minuten voor de wedstrijd mentaal gereed maken om scherp de wedstrijd in te gaan, door: Sprintjes (lijf klaar), ademhaling (optimale spanning), taakdoel (focus);
  • Herkennen van afleiden en terugschakelen naar AAN door Taakgerichte instructie. Je kunt hiervoor per linie een speler instellen die een taakgerichte kreet (verzonnen door het team) roept;
  • Aandacht sturen vanuit je rol in het team.

Jullie staan 1-0 achter. Louis van Gaal, Ronald Koeman en je moeder in haar bikini  staan langs de kant te kijken. Voor jouw spelers draait het alleen om ‘de bal en het spel’!

Literatuur

  • Bakker, F.C. & Oudejans, R.D. . (2012). Sportpsychologie. 223-263.
  • Murphy, S.M. (2012.) Oxford Handbook of Sport and Performance Psychology.117-131.