Sinds 2011 werk ik samen met Rotterdam Topsport. Zij verwijzen onder andere topsporters door. Voor het Topsport Magazine werd ik geinterviewd. Waarom is het belangrijk om sporters behalve fysiek ook mentaal te begeleiden?

Leer topsporters en talenten mentale vaardigheden aan en vergeet als coach ook niet naar jezelf te kijken.

Hier het interview:

Vaak is het eten of gegeten worden

Leer topsporters en talenten mentale vaardigheden aan, en vergeet als coach ook niet om naar jezelf te kijken. Dat is het devies van Rotterdamse sportpsycholoog Daniëlle van der Klein-Driesen in een notendop. Onlangs bracht zij een boek uit over dit onderwerp: Gas en Rem in de sport.

Dimmen of gas geven op de juiste momenten vraagt om maatwerk. Volgens Daniëlle heeft elke sporter een eigen handleiding, of je nu individueel of in een groep moet presteren. Vanuit haar praktijk aan huis begeleidt zij topsporters en talenten mentaal. Sinds zeven jaar is zij verbonden aan Rotterdam Topsport.

Een carrière in de sportpsychologie? Vertel.

“Dat was voor mij bijna een vanzelfsprekende keuze, nadat ik als orthopedagoog en docent mijn loopbaan startte. Sport liep altijd al als een rode draad door mijn leven. Ik sportte zelf veel en ging met topsporters om, zoals marathonlopers Vivianne Ruijters en Luc Krotwaar. Atleten vroegen mij advies. Dat triggerde mij. Bij de Faculteit Bewegingswetenschappen heb ik toen mijn aantekening als sportpsycholoog gehaald en daarna mijn accreditatie voor de Vereniging voor Sportpsychologie Nederland (VSPN).

Als sportpsycholoog werkt Daniëlle vaak met talenten van twaalf tot eenentwintig jaar. Volgens haar is het logisch dat zij bij deze leeftijdscategorie veel wordt ingezet, doorgaans op verzoek van hun coaches. “Vanaf je twaalfde gaat de druk omhoog, zowel in de sport als op school.

De druk stijgt. En dan?

“Deze talenten ervaren druk vanuit ‘het systeem’. Je moet nu eenmaal voldoen aan selectiecriteria die gesteld worden om op het hoogste niveau mee te mogen draaien. Ze ervaren echter ook druk vanuit zichzelf, ze zijn gedreven en willen presteren. Falen of fouten maken is moeilijk, zeker als er meerdere ogen op je gericht zijn. Soms gaat het gas er in één keer open en ontploffen ze ogenschijnlijk vanuit het niets tegen de scheidsrechter of een tegenstander. Als coach of ouder kun je vooraf rekening houden met de factoren die dit veroorzaken, door wat je zegt en wat je laat zien met je eigen gedrag.”

Precies die dunne scheidslijn, van handelingen die je helpen te presteren naar handelingen die je juist belemmeren – dat is waar Daniëlle het over heeft in haar boek. Zij omschrijft dit als Gas en Rem en adviseert een balans in beiden en hoe dit voor elkaar te krijgen op de sportplek.

Een soort sweet spot dus?

“Als je als sporter graag wilt winnen en fel bent, dan is dat nuttig. Net als een situatie rustig overdenken en strategisch willen aanpakken. Maar een teveel aan gas uit zich in onbezonnen acties. Een teveel aan rem juist in piekeren, twijfelen en veilige keuzes maken. Niet echt praktisch in een wereld die bekend staat om snelle besluiten. Als je als keeper te veel nadenkt over een naderende bal gaat het fout. Uiteindelijk draait het om de optimale prestatie. Niet alleen bij de sporter, ook bij de coach. Hoe moeilijk dat is, zag je in de kampioenswedstrijd van Excelsior-Feyenoord.”

Hoe bereik je zo’n optimale prestatie?

“Wees je eerst bewust van jouw categorie. Heb je eerder te veel Rem of te veel Gas? Weet je hoe je jezelf en als team kunt herpakken als het niet loopt? Nederlands hockeyteamspeelster Marloes Keetels zegt in mijn boek: ‘Coaches die zelf door het lint gaan, creëren een team dat als kip zonder kop gaat spelen’. Mijn methodiek is een standaard, de oplossing is op maat. Je leert bijvoorbeeld als sporter hoe je jouw aandacht alleen richt op datgene wat ertoe doet en wat je bijvoorbeeld met ‘storende’ gedachten kunt doen. Op het sportveld kun je dit oefenen door ‘resultaat’ in je training te verwerken en de sporter zich bewust te maken welk gedrag helpt bij succes. Maar altijd met hetzelfde doel: voorbereid zijn om het beste van jezelf te laten zien.”

Daniëlle beschrijft in haar boek de aanpak van coach Thomas Notermans bij zijn roeiers Marieke Keijser en Janneke van der Meulen. Volgens Daniëlle is dit het perfecte voorbeeld van het feit dat één groep verschillende behoeftes heeft.

Hoe ga je als coach om met die verschillen?

“De een vindt het prettig om vlak voor de start nog eens instructies te krijgen, de ander heeft juist meer behoefte aan ontlading. Thomas zegt: ‘Marieke moet je niet zenuwachtig maken. Gewoon een beetje lol samen hebben’. Net als judoka Matthijs van Harten die zich enorm goed voorbereid op een wedstrijd. Hij heeft echter ook van tevoren juist wat humor nodig om te kunnen ontspannen. Als je hem dan voedt met te veel informatie ervaart hij dat soms als heel onprettig. Dat is iets wat je als coach goed moet kunnen aanvoelen.”

Bestaat er ook zoiets als een Rotterdamse aanpak?

“Als ik een voorbeeld zou moet noemen, dan ga ik voor tenniscoach en voormalig profspeler Raemon Sluiter. Hij toont in zijn benadering een behoorlijke Rotterdamse nuchterheid ‘volgend jaar weer een Roland Garros’. Dit helpt om de sporter om beide benen op de grond te houden.” In het boek vertelt Raemon: “De avond voor de wedstrijd spreken we over de tegenstander. Hoe speelt ze, wat gaat Kiki doen. We herhalen dingen die belangrijk zijn. Kiki kan snel afgeleid zijn. Ze heeft dan de neiging als er iets gebeurd om dan heftig te reageren, bijvoorbeeld door een foute bal, een geluksbal, gedrag van de tegenstandster. Dit kan haar taakgerichtheid verstoren.”

Als afsluiter een gouden tip?

“Blijf bij jezelf, maar houd rekening met elkaar. Wanneer je als topsporter je bewust bent wat je prestatie zou kunnen verstoren, dan kun je je daarop voorbereiden en oplossingen vooraf zoeken. In mijn boek staan veel voorbeelden hoe je dit kunt doen. Je ziet hoe je een mentaal plan kunt maken en uitvoeren. Tot slot, laat zien dat je de sterkste bent en stem je houding daaropaf.

Het is eten of gegeten worden.

Einde interview. Je kan het hieronder integraal lezen. Floep naar pagina 44.