Prestatiedruk bij jonge renners. Wiens droom is de grote wielercarrière?

Onderwerpen:

Baanwielrennen, BMX, KNWU

Categorie:

sportpsychologie

Ouders en trainers uit verschillende wielerdisciplines kwamen 20 december 2021 online bij elkaar. Marc van Wingerden (Team Flow) en ik namen vanuit de KNWU in Papendal de ouders mee in het GAS en REM verhaal en gingen na tegen welke mentale dilemma’s wielerouders aanlopen.

“Het hele leven draait erom. Het kost zo drie tot vijfduizend euro per jaar. Vaak gaat een ouder met het kind op pad en blijft de ander thuis. Het zorgt automatisch voor druk, wanneer ouders er zoveel tijd en geld insteken.”
– Wielrencoach

Beschermen, steunen en loslaten

Vooral dat loslaten gaat bij wielerouders toch wel anders. Waar een kind vanaf een jaar of twaalf steeds meer zelfstandig gaat ondernemen met leeftijdsgenoten, zitten jonge wielers ieder weekend met hun vader of moeder in de bus of auto op weg naar een wedstrijd, die meestal niet om de hoek is. Omdat het een materiaalsport is hebben kinderen hun ouders nodig. Samen sport beleven is prachtig. Maar ouders spreken uit, dat de stemming in de auto regelmatig bepaald wordt door de uitkomst van de wedstrijd.

Het gaat vandaag niet alleen over hoe ouders hun kind positief steunen, maar ook wat ouders kunnen doen om het voor zichzelf leuk te houden. Het is immers ook hun weekend. 

Topvorm

Voor topvorm is nodig:

  • INSPIRATIE –> Durven dromen.
  • TRANSPIRATIE –> Hard werken.
  • INTRINSIEKE MOTIVATIE –> Passie.

Bij jonge sporters blijft het altijd een beetje vaag ‘wie er droomt’ van een grote wielercarrière : de ouders of het kind? Kinderen vinden het moeilijk lange termijn te denken, ze willen het vandaag leuk hebben. Zeker de jongere renners denken nog heel ‘zwart wit’. Winst of verlies weegt daarom heel zwaar.

“Ouders willen dat hun kind gelukkig is. Zelfs de meest fanatieke ouders spreken uit: Als hij morgen wil stoppen, dan mag dat.”

 

Dit is voor ons normaal

Kinderen gaan van jongs af aan gewoon mee, in waar wij als ouders ze meenemen. Zo wordt een turnzaal, atletiekbaan of een wielerterrein een vertrouwde omgeving. De sporters leren het (prestatie)gedrag dat bij deze omgeving hoort. Je noemt dit aangeleerd gedrag. Daarnaast heeft een kind natuurlijk  een pakketje genen van pa en ma. Bij Mathieu van der Poel zal behalve een stimulerende omgeving, de erfelijkheid, oftewel aangeboren gedrag, een belangrijke rol spelen.

Ouders bieden hun kind een wieleromgeving om ervaringen op te doen, maar de uitkomst verschilt per kind. Er zullen nu veel kleuters in een kart gezet worden, maar de nieuwe Max Verstappen is er niet zo maar. Het grootste deel van de sporters, die er ontelbaar veel uren in de sport steken worden uiteindelijk geen profsporter. Daarom kunnen ouders en kinderen de tijd die ze in de sport steken beter plezierig maken. Zodat wanneer een sporter als volwassene terugblikt, hij zijn jeugd herinnert als een fijne tijd. Daar hoort zeker chagrijn bij als het even minder gaat, maar waarbij plezier in de sport overheerst.

“Als je jong bent, dan moet je het gewoon doen omdat je het leuk vindt. Niet omdat je moet trainen of dat je ouders vinden dat je moet trainen.”
– Annemiek van Vleuten

“Soms sta ik bij wedstrijden, dan hoor ik ouders aan de zijkant schreeuwen en hun kind aanmoedigen, dan hoor ik ze zeggen dat hun kind moet gaan trainen op dinsdag en op donderdag. Soms hebben die kinderen dan geen zin, ze moeten gewoon lekker fietsen.”

Gaan voor winst

Kinderen ontwikkelen zich fysiek en mentaal in hun eigen tempo. Een groeispurt kan vroeger of later gebeuren en zorgen voor enorme verschillen. Hetzelfde geldt voor mentaal. Behalve sterke benen, moet een renner een race goed opbouwen, slimme tactische keuzes maken en durven te gaan als het kan. De cognitieve functies (denkmiddelen) zijn ongelijk tussen kinderen. Ouders moeten daarom geen grote conclusies trekken bij de ranking, maar trots kijken naar hun kind als individu.

“Mijn kind moet toch gaan voor de eerste plek, anders heeft het toch geen zin om naar een wedstrijd te gaan?”
– Wielervader. 

Gaan voor winst is het mooie van sport. Alleen bij de wielersport is dit een onmogelijk streven. Net als bij atletiek, wanneer een kind continu voor een PR gaat, zorgt dat voor chronisch ontevredenheid (want dat lukt veel vaker niet, dan wel). Bovendien hangt het behalen van een podiumplek niet alleen af van het kind, maar van de tegenstanders, de omstandigheden en het soort wedstrijd. Er zijn races waarbij een plek bij de eerste veertig heel knap is. Maak daarom die eerste of tiende of zestigste plek niet zo groot. Leer een kind energie te steken in datgene waar zij zelf invloed op heeft, zoals: materiaal gereed maken, op tijd bij de start zijn of doorzetten als het zwaar wordt

Chatvraag 1

“Hoe kun je een kind motiveren of wat kun je met hem afspreken, als je ziet dat hij niet fietst zoals hij zou moeten kunnen fietsen?”
– Wielervader

Niveauverschil tussen trainingen en wedstrijden kunnen ontstaan door mentale belemmeringen. Wanneer een renner bijvoorbeeld heel winstgericht is en zijn start verloopt niet lekker, kan het zijn dat hij dan al opgeeft. ‘Het gaat immers toch niet meer lukken’. Daarnaast ligt bij elke wedstrijd afleiding op de loer: de tegenstanders, het weer, de (bonds)coach, ouders, de fiets en dan vooral ‘de gedachten en het gevoel’ dat dit oproept. Hier wat voorbeelden:

  • “Ik rijd beter bij wedstrijden waar niemand mij kent.” 
  • “Ik heb geen goede benen vandaag.”
  • Straks krijg ik weer materiaalpech. 
  • “Ik moet die wattages ook pakken.”
  • “Wat zal de (bonds)coach wel niet van mij denken.”

Er zijn jonge sporters die heel kritisch op zichzelf zijn en er zijn er die het allemaal best vinden. Ouders moeten rekening houden met de karakteristieken van hun kind. Als een ouder heel fanatiek en resultaatgericht is, dan wil dat niet zeggen, dat hun kind daar hetzelfde in staat. Daarbij moeten we eerlijk zijn, al rijden we naar België, een kind kan onmogelijk altijd leveren. Soms heeft hij gewoon zijn dag niet. 

Zeker bij hele kritische (perfectionisme) sporters werkt het geven van veel informatie  averechts. Ga er maar vanuit dat alles waar een ouder de aandacht op vestigt, extra voeding geeft voor twijfel:

“Zit je zadel goed?”
“Weet je nog de vorige keer?
“Let je op …”
“Zij doet mee.”  

Bovendien zorgen de aanwijzingen ervoor, dat een kind zelf niet hoeft na te denken, hoe het aan te pakken. Dat wordt immers al voor haar gedaan.

We willen onze kinderen behoeden voor fouten. Terwijl het voordeel is van ‘kind zijn’ dat je alles nog moet leren en fouten mag maken. Wanneer ouders hun kind vrijlaten bij wedstrijden, dan is dat een briljante leertuin voor het later leven van het kind. Een wielrenner vertelt mij dat zijn moeder bij ieder rondje roept: ‘NAAR VOREN’, terwijl hijzelf en zijn coach daar andere gedachten over hebben.

Instructie roepen tijdens wedstrijden zorgt voor twijfel, verwarring en helpt niet. Laat een kind zelf beslissen of hij naar voren gaat. Dat doet hij een aantal keren fout, maar daarna heeft hij zijn hersenen getraind slimme beslissingen te nemen.

Dat een ouder er is vindt een kind fijn. Wanneer een ouder toch naar presteren wil vragen, kan dat beter op een rustig moment en niet als het kind nog staat uit te dampen. Stel thuis een paar open vragen: “Wat gebeurde er?” “Zou je het de volgende keer weer zo aanpakken?”

Tips van jonge wielrenners (14-17 jaar)

Wie weet het beter dan de renners zelf? Het zinvol wanneer ouders aan hun kinderen vragen hoe zij positief steunen bij wedstrijden. Waarbij ouders mogen uitspreken wat zij zelf willen. Dus chagrijnig of gefrustreerd zijn mag, maar wel een gelimiteerde periode, zodat niet de hele terugweg in een grafstemming wordt doorgebracht.

Dit is wat de jonge renners adviseerden aan hun ouders en de verschillen onderling:

  • In de auto: ‘Relaxed zijn’, ‘niets over de wedstrijd zeggen’, ‘muziek’, ‘ik vind een paar tips wel fijn’, ‘over andere dingen praten’.
  • Voor de wedstrijd: ‘Helpen met materiaal’, ‘zeggen hoe lang je nog hebt’, ‘net voor start niets zeggen’, ‘geen stress’.
  • Tijdens de wedstrijd: ‘Geen onzinnige dingen zeggen’, ‘positief aanmoedigen’, ’tijd en positie doorgeven’, ‘mij met rust laten’, ‘goed zo roepen’. 
  • Na de wedstrijd: ‘Als het slecht ging mij even met rust laten’, ‘net na de koers absolute stilte’, ’trots zijn’, ‘helpen met spullen inpakken’.

“Wat ik nu merk is dat ik haar meer zelfstandigheid had moeten aanleren. Maar hoe beslis je dat? Ik hoor wel stoere verhalen over zelf inpakken van tas en schoenen, maar ik zit wel twee uur in de auto  en heb mijzelf er ook mee als ik terug moet. Dat is moeilijk en daar had ik wellicht wat meer mee moeten doen. Het ontbreekt haar aan niets, ik probeer alles voor haar te doen.”
– BMX vader

Bescherm, steun en laat los

Geniet samen van jullie prachtige sport!

  • Help je kind met structuur en rust.
  • Geef je kind de kans activiteiten buiten het wielrennen te ondernemen.
  • Vergelijk niet met anderen. Ieder kind groeit en ontwikkelt in eigen tempo.
  • Toon ‘je bent de moeite waard’ los van resultaat.
  • Stel open vragen op een rustig moment: “Hoe pak jij het de volgende keer aan?”
  • Leer je kind vragen te stellen en te luisteren naar de trainers ipv zelf uitleggen.

Bij de wedstrijd:

  • Zeg “veel plezier” bij de start en geef je kind de kans bij te komen na afloop.
  • Laat je kind eigen keuzes maken.
  • Met alles wat jij zegt of toont, zet je het ‘GAS (emotie)’ of ‘REM (twijfel)’ aan. Blijf daarom zelf neutraal of positief.
  • Complimenteer inzet, zelf spullen in orde, op tijd bij de start.
  • Begrens chagrijn. Het is ook jouw weekend.

Wil je meer lezen? Lees dan het boek Als je maar wint.

 

Chatvraag 2

“Hoe kan een trainer, de renner weerbaarder maken tegen afleidingen?”
– Trainer

Mentaal trainen vergt net als fysieke training tijdsinvestering om de vaardigheden in te slijpen. Het mooiste zou zijn, wanneer renners al op jonge leeftijd mentale vaardigheden leren gericht op: doelen stellen, zelfvertrouwen, concentratie en emotiebeheersing. Daar worden ze betere renners van, maar het zal hen ook helpen op school en in het dagelijks leven. Mijn ervaring is dat renners pas komen, als ze mentaal echt tegen zichzelf aan lopen. Terwijl het heel zinvol is te leren hoe je met winst, verlies en pijn omgaat en te leren met een slim mentaal plan de race in te gaan. Waarbij de renner weet wat te doen als het goed gaat, maar ook wanneer het even minder loopt.

De GAS en REM leerlijn hebben we ontwikkelt om mentale belemmeringen te voorkomen. Trainers leren hierbij hoe zij met hun sporters mentaal trainen, tijdens hun eigen training.

Zij kunnen hier meer over lezen in het boek GAS en REM in de sport. Mentaal Sterk Coachen.

Daarnaast is er de GAS en REM training op locatie of via Zoom. Dit is een lokale sportservice en kan voor clubs en verenigingen vergoed worden.

Sport in perspectief

Clubs en verenigingen kunnen zich aanmelden voor het project Sport in Perspectief. Sport in Perspectief traint pedagogische-, sportpsychologische- en didactische inzichten op de sportplek (en via Zoom). Waarbij ouders, sporters en coaches elkaar de spiegel voorhouden en ervaren hoe zij de ander onder druk kunnen zetten. Ook hier worden mentale trainingen voor trainers, ouders en sporters grotendeels vergoed.

Wil je hier meer over weten? Ga dan naar sport in perspectief.

3 Reacties

  1. Wim Kruis

    Prima verwoord .

    Antwoord
  2. jelle

    ik train 4 keer inj de week mijn mijn ouders

    Antwoord
  3. jelle

    ik ben jelle 12 jaar train 4 keer in de week achter auto scooter of op een tacx

    Antwoord

Een reactie versturen

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *